Geert Wilders: Veilig verscholen achter een sporadische oneliner
Overtuigen is overdrijven. Dat beseft Geert Wilders (Partij van de Vrijheid) als geen ander. „Het bestuur van de plaatselijke jachtvereniging in Appingedam gaat voortvarender te werk!”, sneerde hij vorige week naar minister Hirsch Ballin (CDA), toen bleek dat het ministerie van Justitie nauwelijks voortgang had gemaakt met een boerka-verbod. De uithaal is typerend voor Wilders. Zijn uitspraken zijn vaak ongekend hard. „Laat de hoofddoekjes maar wapperen op het Malieveld,” zei hij twee jaar geleden in een interview, „ik lust ze rauw.” En: „Nederland is voller dan vol!” Wilders gebruikt veel beladen woorden.
Zijn recente opmerking over een „tsunami van islamisering” heeft dan ook weinig met metaforen te maken, maar is een bewuste koppeling van woorden met een negatieve gevoelswaarde. Wilders spreekt sowieso graag in negatieve termen: „slappe taakstraffen”, „onzinnig vervroegde invrijheidsstelling”. Dat is een debatstrategie die zeer effectief kan zijn, zeker wanneer het consequent wordt uitgevoerd. Voor tegenstanders wordt het dan steeds lastiger om het negatieve beeld te ontkrachten.
Wilders bedient zich ook vaak van clichés („dweilen met de kraan open”, „het loopt de spuigaten uit”). Sterk is wel hoe hij bij het beantwoorden van vragen vaak toewerkt naar een oneliner, zoals tijdens de debatten over een EU-lidmaatschap van Turkije („een goede buur is nog geen familielid”).
Toegegeven, als lijsttrekker van een kleine partij heeft Wilders het niet gemakkelijk. De spreektijden in de Kamer zijn kort en voor debatten op televisie wordt hij vaak niet uitgenodigd. Dat mag echter geen excuus zijn voor het strooien met simplistische statements („de islam is een gewelddadige religie”). Zelden neemt Wilders de moeite zijn standpunt met steekhoudende argumenten te onderbouwen. Daardoor bindt hij vooral kiezers aan zich die reeds overtuigd zijn van zijn standpunten. Maar zélf overtuigen doet hij niet. Dat kan een probleem worden. Want naar mate de rechtse achterban groeit, zal deze ook meer divers worden en dus de noodzaak groeien om mensen te overtuigen in plaats van alleen te paaien.
Wilders reageert bovendien niet graag op kritische vragen. Dat bleek al tijdens de Algemene Beschouwingen. Toen hij voorstelde om de komende vijf jaar geen nieuwe moskeeën toe te staan, snelde Anton van Schijndel naar de interruptiemicrofoon. „Waarom,” vroeg de ex-VVD’er, „kiest u niet voor goed toezicht en het ontbinden van fundamentalistische moskeebesturen?” Wilders had geen zin in discussie. Hij zei: „Het is helder waar u, en de groep waaraan u zich gelieerd voelt, voor staan. Ik denk daar een slag anders over.” Hij herhaalde daarna zijn standpunt en ging verder met zijn betoog. Hij onthield daarmee niet alleen Van Schijndel een antwoord op een legitieme vraag, maar ook de kiezer.
Het probleem van Geert Wilders is dat hij het charisma van Pim Fortuyn ontbeert. Fortuyn kwam vaak weg met nauwelijks onderbouwde standpunten („Leest u mijn boek maar!”). Bovendien beperkt Wilders zich tot enkele thema’s, terwijl Fortuyn letterlijk over alles een mening had. Wil hij politiek iets betekenen, dan kan hij zich niet eeuwig verschuilen achter een sterke oneliner hier en daar.
Door Lars Duursma, wereldkampioen debatteren en mede-oprichter van Debatrix. Gepubliceerd in nrc.next op 24 oktober 2006.
wil graag debatteren in een programma met geert wilders en de moslim gemeenschap.
wil wel even kwijt dat ik pro wilders ben.
Hennie de Kock