Mark Rutte: Wie de bal nooit opeist, kan ook moeilijk scoren
Mark Rutte is een goede debater. Hij is welbespraakt, ad rem en beschikt over veel dossierkennis. Toch laat hij zich in debatten regelmatig de kaas van het brood eten. Rutte’s grootste zwakte zit in de momenten dat hij niet aan het woord is. Hij stelt zich bescheiden op, luistert aandachtig naar de andere kandidaten en wacht keurig tot de debatleider hem het woord geeft. Prijzenswaardig, maar onverstandig.
Immers, de voetballer die nooit de bal opeist, kan maar moeilijk scoren. Zo gebeurde het dat Rita Verdonk tijdens het allesbeslissende VVD-lijsttrekkersdebat, ondanks een onpartijdige debatleider, bijna tweemaal zolang aan het woord was als Rutte: achttien tegenover tien minuten.
Rutte kwam ermee weg, maar vooral omdat Verdonk teleurstelde. Bij het lijsttrekkersdebat na afloop van de Troonrede maakte hij dezelfde fout. Wouter Bos had aan een cynisch lachje genoeg om het woord te krijgen van presentator Ferry Mingelen. Jan Marijnissen reageerde meestal zonder dat hem het woord was gegeven. En Rutte? Hij stond erbij en keek ernaar, waardoor zijn standpunt veel minder aandacht kreeg dan dat van de andere kandidaten.
Publiek nodig
Het lijkt alsof Rutte een publiek nodig heeft om te vlammen. Er is een wereld van verschil tussen zijn optredens voor een grote zaal en die in een televisiestudio. Tijdens de publieke debatten tegen Verdonk liet hij zich van zijn beste kant zien. Zijn belangrijkste punten kwamen duidelijk naar voren, en bovendien was hij fel op de inhoud maar respectvol tegen zijn tegenstander. Rutte was verrassend ad rem, bijvoorbeeld toen Verdonk hem verweet dat hij weinig had onderhandeld in zijn leven. Met zelfspot grapte de voormalig Unilever- manager: „Hoe denk je dat je die pindakaascontracten binnenkrijgt?”
Rutte neemt vaak veel tijd om zijn stellingen te onderbouwen. Bij de debatten met Verdonk werkte dat in zijn voordeel. Beide kandidaten bedienden zich handig en selectief van opiniepeilingen. Maar waar Verdonk zich beperkte tot het noemen van cijfers, nam Rutte de moeite de peilingen aan het publiek te verklaren. Los van de vraag of alles wat hij zei klopte: hij had de juistheid van zijn woorden een stuk aannemelijker gemaakt.
Bij televisiedebatten zonder publiek vervalt Rutte daarentegen in langdradige antwoorden. In principe is het positief dat Rutte de tijd neemt om alles uit te leggen. Als debater verstevig je zo het beeld dat je veel weet over een onderwerp. Maar Rutte bewaart de meest wezenlijke informatie vaak tot het eind, als veel luisteraars al zijn afgehaakt. Beter is het om elk antwoord te beginnen met een krachtig statement en deze uit te werken.
Vragensteller
Ook ontpopt Rutte zich tijdens debatten opvallend vaak als vragensteller. Zo vroeg hij Jan Marijnissen: „We hebben de snelst groeiende economie van West-Europa, waarom is dat zo moeilijk om toe geven?” De SP-lijsttrekker walste er onbeholpen overheen („Weet u wat, ik geef u dat. Maar wilt u dan…”). Maar dat is wel het probleem: vragen stellen is vaak tevergeefs. De meeste lijsttrekkers hebben jarenlange ervaring in het omzeilen van lastige vragen.
Voor een debater geldt uiteindelijk of zijn verhaal overtuigend is. Rutte komt relatief weinig aan het woord en stelt vervolgens veel vragen aan anderen. Een ongelukkige combinatie voor een potentiële topdebater.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!