Marco Pastors: Een doos vol stijlen en retorische trucs
Marco Pastors is een geduchte tegenstander in ieder debat. De lijsttrekker van EénNL beheerst meerdere debatstijlen die hij achteloos afwisselt. Soms zit hij ogenschijnlijk onverschillig en onderuitgezakt aan tafel, terwijl hij zo nu en dan een cynische opmerking of grap maakt om het publiek te paaien. Dan weer debatteert hij fel, interrumpeert hij vaak en laat hij zijn tegenstander nauwelijks aan het woord. Niet zelden geeft hij rustig antwoord op een vraag, om seconden later een verbale mokerslag uit te delen („Balkenende heeft een zekere consistentie in zijn falen”). Het maakt hem tot een veelzijdige en onvoorspelbare debater.
En toch komt hij consistent over. Zijn boodschap is namelijk constant en hij bedient zich van dezelfde retorische wapens.
Opvallend is zijn aanpak rondom het thema integratie, die wezenlijk verschilt van die van Geert Wilders. Wilders strijdt vooral tégen zaken (,,islamisering”). Pastors beargumenteert juist waar hij vóór is. Hij wil het opnemen voor „kinderen op huwbare leeftijd” die worden uitgehuwd, vrouwen die worden „binnengehouden” door hun partner en homoseksuelen die worden „geterroriseerd”.
Hij noemt iedere keer deze drie kwetsbare groepen. Dat is geen toeval. Pastors grijpt graag naar het drieluik. „De overheid denkt nog steeds dat alles met meer regels, meer ambtenaren en meer subsidie is op te lossen”, zei hij laatst. Om er vilein aan toe te voegen: „En dat is niet de oplossing.” En toen hij ervan werd beschuldigd groepen zwart te maken, reageerde hij direct: „We denken in groepen, er zijn groepen en elke groep moet worden aangepakt.” Dat klinkt niet alleen overtuigend, het blijft ook hangen bij de luisteraar.
Evenals zijn voorbeeld Pim Fortuyn presenteert Pastors zich graag als politieke outsider. Hij heeft het continu over ‘Den Haag’ waar niets verandert („al die ambtenaren zitten er nog”). Tegenstanders stopt hij graag in hokjes („typisch PvdA”, „dat is de SP-lijn: alles als incidenten zien”). Dat is oneerlijk en slim tegelijk, want wanneer je er als tegenstander op ingaat („dat is helemaal niet typisch PvdA”) dan ben je al snel nog verder van huis.
Kritische vragen beantwoordt Pastors graag door middel van een vergelijking met Rotterdam: „We hebben daar vier jaar op een bijzondere manier op het gaspedaal gestaan en daarna gewoon weer 30 procent van de stemmen gehaald.”
Pastors stelt zelf ook graag vragen die hij, nog voordat zijn tegenstanders een kans krijgen, zelf beantwoordt. Bovendien verschuift hij de bewijslast vaak listig naar zijn tegenstanders. Zelfverzekerd presenteert hij zijn standpunten als algemene waarheden: „Vraag het aan de homoseksuelen in de grote steden. Is het leven prettiger dan tien jaar geleden, en ze zeggen allemaal nee!” In plaats van zelf zijn standpunt te onderbouwen, daagt hij zijn tegenstanders uit het tegendeel te bewijzen.
Vooralsnog mag Pastors niet aanschuiven bij de grote verkiezingsdebatten. Dat is jammer. Het zou interessant zijn om te zien hoe het retorisch geweld en de goed gevulde trukendoos van Pastors zich verhouden tot de beter onderbouwde argumenten van Balkenende, Bos en Rutte.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!