Eindelijk goed voorgelezen! Jouw antwoord op hopeloos voorgedragen Sinterklaasgedichten
“Zo, wat een enorm gedicht zeg!” is de eerste reactie op het gedicht waar jij uren op hebt gezwoegd. De eerste zin wordt nog fatsoenlijk uitgesproken, maar daarna gaat het mis. Klemtoon op klemtoon valt verkeerd, woorden worden verhaspeld, of nog erger: veranderd in heel andere woorden. Tot overmaat van ramp snapt de voordrager ook niets van het zorgvuldig door jou gekozen en uitgewerkte rijmschema. Pauzes vallen op het verkeerde moment, en juist niet op een cruciaal punt. “Even wachten hoor,” klinkt het dan. “Wat staat hier nou?”
Elk jaar steek je uren in het schrijven van een prachtgedicht, om vervolgens te moeten toezien hoe het in luttele minuten om zeep wordt geholpen. Jouw gedicht verdient beter. Veel beter. En daar kun jij voor zorgen!
We kunnen als amateurdichters namelijk veel leren van professionele speechschrijvers. Ook zij moeten regelmatig toezien hoe hun retorische meesterwerken verprutst worden door ministers of directeuren. Wat kunnen we leren van de wijze waarop de beste speechschrijvers erin slagen om sprekers te laten excelleren?
Taal van de spreker
De manier waarop je tegen het Sinterklaasgedicht aankijkt is cruciaal. Beschouw het niet als jouw gedicht dat door een ander wordt voorgelezen, maar als het gedicht van een ander dat door jou wordt geschreven. Dat maakt een Sinterklaasgedicht fundamenteel anders dan de poëzie uit een willekeurige dichtbundel. Het is namelijk jouw verantwoordelijkheid om te zorgen dat de woorden in het gedicht bij de spreker passen. Maak voordat je aan het gedicht begint ook eens een lijstje met veelgebruikte woorden en uitspraken van de spreker. Gebruikt die persoon vaak korte of juist lange zinnen? Neem dat dan over bij het schrijven van het gedicht. Dat zorgt ervoor dat de spreker zich op zijn gemak voelt bij het voorlezen van het gedicht, en dat het aanwezige publiek het gevoel heeft dat het gedicht daadwerkelijk past bij de spreker.
Bedenk dat het voorlezen van een Sinterklaasgedicht vaak nog moeilijker is dan het voordragen van een toespraak. De spreker heeft vaak geen tijd om de tekst door te lezen of te oefenen met de voordracht. De eerste keer moet raak zijn. Dat maakt het extra belangrijk dat je gedicht is geschreven in de taal van de spreker.
Geen moeilijke woorden
In zijn boek Speak Up with Confidence vertelt Jack Valenti over de speeches die hij schreef voor de Amerikaanse president Lyndon Johnson. De president hield niet zo van moeilijke woorden, schrijft Valenti. “What in the hell are you trying to do to me?” sprak Johnson regelmatig als hij een moeilijk woord tegenkwam: “Get that goddamn word out of there!”
Eenmaal ging het mis, toen Valenti een toespraak had geschreven met daarin het uit het Frans ontleende woord nuance. Tot grote hilariteit bij de aanwezige journalisten sprak de president niet over nuance maar over nieuwe mieren (new ants). Een blunder van de speechschrijver, zo geeft Valenti eerlijk toe.
Spreek het gedicht bovendien regelmatig hardop voor om te kijken of het goed loopt. Een rijm die er op papier goed uitziet, hoeft niet per se goed te lopen als het daadwerkelijk uitgesproken wordt. Vraag jezelf continu af of je verwacht dat de spreker bepaalde passages goed zal voordragen. Probeer bij twijfel de passage zo te herschrijven dat het bijna niet fout kan gaan.
Onderstreep en gebruik HOOFDLETTERS
We kunnen ook veel leren van de aandacht die professionele speechschrijvers besteden aan de annotatie van toespraken. Ze helpen sprekers door in de tekst aan te geven welke woorden nadruk verdienen en wat een logisch moment is om een pauze te laten vallen. Hierdoor wordt de spreker als het ware door de toespraak heen gedirigeerd. Met enkele eenvoudige technieken kun jij jouw slachtoffer helpen bij het goed voordragen van zijn gedicht.
Geef om te beginnen in de tekst aan welke woorden nadruk verdienen. Onderstreep woorden die lichte nadruk verdienen, schrijf woorden die met veel nadruk uitgesproken moeten worden gerust met HOOFDLETTERS. Schrijf je een gedicht voor een onbenul die jaarlijks de simpelste gedichten om zeep helpt, onderstreep dan gerust alle rijmwoorden.
Pauzes
Geef bovendien aan op welke plaatsen de spreker een pauze kan (of moet) laten vallen. De eenvoudigste manier is om op die plaats een aantal liggende streepjes (“—“) in te voegen. Wanneer je het gedicht hardop voorleest, merk je vanzelf wat een logische plaats is voor een korte pauze. Zo is het leuk om de andere toehoorders te laten raden naar het rijmwoord aan het einde van de zin, zéker als je een verrassend alternatief hebt gevonden voor het meest voor de hand liggende woord. Zorg dan dat de voorlezer een pauze laat vallen, anders gaat de grap verloren.
Het benadrukken van woorden en toevoegen van strepen lijkt wellicht overdreven en oogt in eerste instantie misschien merkwaardig. Maar geloof ons: het zorgt voor een aanzienlijk betere voordracht. Jouw gedicht krijgt zo ritme en cadans.
Ritme
Tot slot nog enkele korte tips om te zorgen dat jouw gedicht beter wordt voorgedragen. Gebruik een consistent rijmschema en houd het aantal lettergrepen per zin ongeveer gelijk. Ook daarmee krijgt je gedicht meer ritme en cadans. Schrijf met grote letters. Werk je het gedicht uit op je computer? Kies dan een puntgrootte van minimaal 14, gebruik anderhalve regelafstand en voeg regelmatig een witregel in. Wanneer je slachtoffer het blaadje verder van zich af kan houden, wordt het eenvoudiger om het vol overgave voor te dragen.
Dit alles geeft helaas geen garantie voor een goede voordracht van jouw gedicht. Troost je met de gedachte dat je er alles aan hebt gedaan. Als iemand toch nog jouw gedicht verprutst, dan zit er maar één ding op: volgend jaar een ander lootje trekken.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!