Femke Halsema moet het niet over armoede hebben, maar over arme mensen
Femke Halsema wordt veel uitgenodigd bij televisieprogramma’s om politieke gebeurtenissen van commentaar te voorzien. Ze praat daar rustig en in zorgvuldig geformuleerde volzinnen. Zelden verandert ze van spreektempo of geeft ze blijk van emotie. Nooit spreekt ze een onvertogen woord. Met haar kenmerkende, wat afstandelijke stijl – glimlachend maar met de kaken stijfjes op elkaar – veroordeelt ze dikwijls zaken waar ze zich aan ergert in de politiek, zoals populisme en oneigenlijke argumenten.
Het politieke spel lijkt Halsema vanaf de zijlijn te analyseren. Meer nog dan als politiek leider, profileert ze zichzelf als politiek analist.
Tijdens Kamerdebatten is Halsema feller en legt ze meer nadruk op voor haar belangrijke thema’s, maar debatteert ze vanuit dezelfde rol. Ook hier becommentarieert ze het gedrag van haar collega’s. Toen premier Balkenende tijdens de laatste Algemene Beschouwingen voorstelde om twintig ambtelijke werkgroepen met bezuinigingsplannen te laten komen, reageerde Halsema vermanend: “zo hoort politiek niet te werken”. Toen VVD-leider Rutte tijdens hetzelfde debat een drogreden aanvoerde om zijn plannen voor ontwikkelingssamenwerking te verdedigen, sprak ze: “Het is een demagogisch argument, want het klopt niet!” En toen Wilders zijn betoog afstak, interrumpeerde Halsema: “Laat ik zeggen dat ik uw betoog van een echt treurige armoede vind zo langzamerhand.”
Ze beperkt zich vaak tot praten over het proces
Ook bij verkiezingsdebatten neemt Halsema dezelfde rol aan. Scherp analyseert ze wat er gebeurt tijdens het debat, en waarom dat goed of – meestal – slecht is. Het is een ideale positie om het verloop van het debat te beïnvloeden, zoals ze dat bijvoorbeeld deed tijdens het debat bij Pauw & Witteman in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. “Ik zou het een verademing vinden als we vanavond niet over Wilders praten maar over integratie,” zo sprak ze. Te vaak beperkt ze zich echter tot praten over het proces, in plaats van het brengen van inhoudelijke argumenten.
In tegenstelling tot haar collega’s richt ze zich nauwelijks tot de kiezer bij verkiezingsdebatten. Daar waar andere lijsttrekkers in eenvoudige termen opkomen voor hun achterban, verdedigt Halsema in complexe termen haar principes. En wanneer ze anderen aanvalt, doet ze dat niet omdat zij hun achterban zouden verwaarlozen, maar omdat zij hun principes niet trouw blijven. Zo zou Wilders niet werkelijk vrijheid nastreven, en zou het CDA haar uitgangspunten van solidariteit en rentmeesterschap uit het oog verliezen. Aardig voor een intellectueel debat, maar de kiezer wordt er niet veel wijzer van.
En wat leren we hiervan?
In het heetst van de strijd in een discussie zijn we geneigd ons te richten tot de grootste tegenstander. Zo richt Femke Halsema zich tijdens debatten vaak tot haar politieke tegenstanders. En zo zie je dat mensen in een vergadering hun allergrootste tegenstander proberen te overtuigen.
Maar de grootste tegenstander is nu juist degene is die zich het minst snel zal laten overtuigen. Het is alsof een advocaat in de rechtszaal probeert om de advocaat van de tegenpartij te overtuigen. Een hels karwei.
Je kunt je beter richten op de beslisser. En dat is vaak degene die nog twijfelt. In een vergadering – zelfs als er een unaniem besluit nodig is – kun je veel beter eerst de twijfelaars over de streep trekken en vervolgens met z’n allen de laatste tegenstander.
Wat leren we hier nu van? Richt je niet tot je tegenstander, maar tot degene die de beslissing neemt.
Grote principes
Tijdens debatten strijdt ze niet voor personen, maar voor principes. Zelden vertaalt ze die principes naar menselijke proporties. Ze spreekt over armoede, niet over arme mensen. Over koopkrachtplaatjes, maar niet over Peter en Ans die dankzij het kabinetsbeleid in financiële moeilijkheden zijn gekomen. Toen Balkenende tijdens het slotdebat bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2006 aangaf dat de armoede gedaald was, merkte Halsema op dat dit “inderdaad erg fijn” is. Haar bijdrages blijven zo afstandelijk en abstract.
Maar is dat erg?
Ja, zo oordeelde in 2007 een GroenLinks-evaluatiecommissie onder leiding van oud-Kamerlid Bram van Ojik. De commissie werd in het leven geroepen na drie opeenvolgende verkiezingsnederlagen bij de Tweede Kamerverkiezingen. De partij straalde te weinig warmte uit, zo concludeerde de commissie, en richtte zich tot abstracte doelgroepen als “postmoderne hedonisten en kosmopolieten” in plaats van tot “echte mensen als leraren, verpleegkundigen, werklozen en studenten”. GroenLinks wist onvoldoende aan te sluiten bij wat burgers van hun politici verwachten, zo stelde de commissie. En dat moest beter.
Los van het effect dat het rapport op de partij heeft gehad, lijkt partijleider Halsema zich er in elk geval weinig van te hebben aangetrokken. Als debater blijft zij de ratio centraal stellen. Dat leidt bij veel mensen tot de conclusie dat ze inhoudelijker debatteert. Maar juist het proces van overtuigen is niet volledig rationeel. Als Halsema een breder publiek wil aanspreken met haar boodschap, dan zal ook zij zich nadrukkelijker tot de kiezer moeten richten. En haar boodschap zo moeten onderbouwen dat de kiezer er iets bij voelt. Ook al praat ze liever in abstracte termen over haar principes.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!