Kamerleden kunnen geen vragen stellen… Hoe moet het wél?
Vorige week trakteerde PVV-kamerlid Lilian Helder ons op een onnavolgbaar mini-college statistiek. Op filmpjessite Dumpert is te zien hoe ze door haar collega-Kamerleden vervolgens wordt aangevallen. Haar optreden leidde tot de nodige hilariteit op internet. Goed legt Helder haar standpunt dan ook niet uit. Maar wie de moeite neemt om het hele fragment te bekijken, verbaast zich wellicht nog het meest over het feit dat ze niet eens heel erg hard door het ijs zakt.
Het is één ding om achteraf met ongeloof en ontgoocheling grappen te maken over onnavolgbare logica in een debat, maar het is pas echt knap om onnavolgbare logica in een debat bloot te leggen. Een goede manier om dit te doen is het stellen van korte, simpele vragen. Maar daar slaagden de andere Kamerleden volstrekt niet in.
Wat gebeurde er precies? In een debat over de kans op recidive bij een taakstraf of een gevangenisstraf, wist Helder wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat recidive lager is bij taakstraffen als volgt te weerleggen: ‘Je kunt persoon A niet met persoon B vergelijken.’ Haar tegenstanders zagen het anders: volgens hen is het inherent aan de statistiek dat je twee groepen mensen vergelijkt. Met onnavolgbare logica en kenmerkende PVV-retoriek (‘Je kunt appels niet met koeien vergelijken’) bleef Helder op charmante wijze bij haar standpunt: ‘Je kunt persoon A niet met persoon B vergelijken.’ Een toonbeeld van consistentie.
Kijk in het fragment hoe Helder onder vuur wordt genomen.
Wat zien we?
SP-kamerlid Sharon Gesthuizen gaat zich in dit filmpje bij 2 minuut 38 met het betoog van Helder bemoeien. Dat gaat zo:
”Maar voorzitter, is hier dan ook mee gezegd dat de PVV nooit gelooft in enige vorm van statistisch onderzoek, want dat doen we namelijk, met statistisch onderzoek, op allerlei terreinen, in de gezondheidszorg, in het geval van uhhh handel, overal doen we dat, ik bedoel je vergelijkt altijd groepen mensen met mensen want anders is het niet meer te doen.’’
Helder breekt in:
”Ja, dat vind ik nou…”
Maar Gesthuizen neemt het snel weer over:
”Gelooft mevrouw Helder überhaupt niet in statistisch onderzoek?”
Een warrig moment. Maar Helder laat zich niet van de wijs brengen, en vervolgt:
”Ja, dat vind ik nou appels met koeien vergelijken en iets met de haren erbij trekken. Daar geef ik dus niet eens antwoord op, mevrouw de voorzitter.”
En zo ging het nog even verder. Aan het einde kan Sharon Gesthuizen haar frustratie niet langer verborgen houden:
”Ik vind het echt een kolderredenering, en ik vind het eigenlijk heel verdrietig dat ik op deze manier moet debatteren.”
Hoe het wél moet
Gesthuizen stopt hier haar hele redenering al in de vraag. Dat is als een stand-up comedian die de clou van zijn grap direct aan het begin vertelt. Wat Gesthuizen hier verzuimt is het maken van een duidelijke keuze: stel ik hier een vraag, of ga ik hier de werking en toepassing van statistiek uitleggen? Dat doet enorme afbreuk aan de retorische kracht van haar vraag. Die was veel sterker geweest als ze simpelweg had gezegd:
”Maar voorzitter, is hier dan ook mee gezegd dat de PVV nooit gelooft in enige vorm van statistisch onderzoek?”
Punt. Pauze.
‘Less is more’. Het mooie hiervan is: simpele vragen zijn vele malen makkelijker om te stellen: je hebt meer tijd om na te denken, meer tijd om adem te halen, meer tijd om je te concentreren op stemgebruik en lichaamshouding. Ook voor de neutrale toeschouwer zijn korte, simpele vragen ook beter te volgen; een goed gestelde vraag krijgt veel meer tijd om te landen. Dit terwijl korte simpele vragen ook nog eens een veel grotere kans hebben om in te slaan als een bom. Want iedereen snapt de vraag, en degene die moet antwoorden heeft ook nog eens minder bedenktijd.
Natuurlijk is de kans om een ontwijkend antwoord groot. Maar dan kun je gemakkelijk de vraag oppakken, en zeggen: ‘De reden dat ik de vraag stel is omdat….’ gevolgd door je redenering, en daarna eventueel: ‘Dus daarom nogmaals mijn vraag…’
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!