Hoe organiseer je betere verkiezingsdebatten?
De publieke omroep organiseerde vorige week drie grote verkiezingsdebatten. Drie keer werd de kiezer niet veel wijzer. Geen moment voerden de deelnemers een goed inhoudelijk debat waar ze de verschillen tussen hun partijen duidelijk maakten. En geen moment werd de kiezer écht aan het denken gezet. Daarmee doen omroepen geen recht aan de kracht en de mogelijkheden van het debat. Wat ging er mis?
Onderwerpkeuze
Om te beginnen werd tijdens alle debatten vrijwel hetzelfde gezegd. Dat had vooral te maken met de onderwerpkeuze. Tijdens het Radio 1-verkiezingsdebat werd over vier thema’s gedebatteerd: economie, onderwijs, veiligheid en integratie. Het NOS televisiedebat een dag later ging over precies dezelfde onderwerpen. Tijd voor een nieuwe invalshoek bij het Pauw & Wittemandebat, zou je denken. Helaas. Er werd hooguit in een andere volgorde over dezelfde thema’s gesproken.
Het is alsof je in een restaurant de ene dag biefstuk, aardappelpuree en doperwtjes krijgt geserveerd, de volgende dag doperwtjes, aardappelpuree en biefstuk, en de restauranthouder stug volhoudt dat hij je twee totaal verschillende menu’s heeft voorgeschoteld.
Geen wonder dat de debatten zo voorspelbaar verliepen. Nog voordat Loek Hermans (VVD) bij het Pauw & Wittemandebat een woord over de economie had uitgesproken, wist hij al dat zijn tegenstander van D66 hem zou aanvallen op de bezuinigingen in het onderwijs. Dat ging immers bij de andere debatten ook al zo.
Eén thema per debat
Beter zou het zijn om een serie verkiezingsdebatten in te delen naar thema. Organiseer één groot debat over de economie, waarin deelnemers worden uitgedaagd om hun economische visie voor Nederland uiteen te zetten en inhoudelijk te reageren op de standpunten van de andere partijen. Binnen zo’n thema kun je de politici concrete stellingen voorleggen en hen vragen te oordelen over relevante dilemma’s.
Die stellingen moeten overigens bepaald worden door een onafhankelijke redactie. In Nederland zijn het regelmatig de campagneteams die debatstellingen formuleren. Maar politieke partijen hebben een ander belang dan de kiezer. Politici willen debatteren over onderwerpen waar zij zich goed kunnen profileren. Dat zijn niet noodzakelijkerwijs de onderwerpen die voor de kiezer belangrijk zijn of waarbij de kiezer daadwerkelijk een keuze heeft.
Vaste spreektijden
Nederlandse verkiezingsdebatten missen bovendien een goed format waar deelnemers een eerlijke kans krijgen om de kiezer te betrekken bij complexe vraagstukken. Debatten springen van de hak op de tak en deelnemers worden continu onderbroken. Zelfs bij de radiodebatten krijgen politici gemiddeld slechts zeventien seconden voordat ze geïnterrumpeerd worden. In die tijd kun je amper drie zinnen uitspreken. En zelfs die ruimte krijgen de deelnemers lang niet altijd. Presentator Joost Vullings had bij het Radio 1-debat 47 seconden nodig om het thema veiligheid in te leiden, waarna hij het woord gaf aan Loek Hermans – die hij vervolgens binnen vijf seconden (!) interrumpeerde. Geen wonder dat politici vaak niet verder komen dan de zorgvuldig voorbereide soundbites.
Om inhoudelijk debat te bevorderen zouden organisaties meer moeten werken met vaste spreektijden. Vraag politici te oordelen over een relevant dilemma en geef iedere deelnemer anderhalve minuut om te antwoorden – zonder interrupties. Geef hen de ruimte om inhoudelijk op elkaar in te gaan. Op die manier krijgen politici de kans om hun positie voor de kiezer duidelijk te maken en de plicht om daarbij verder te gaan dan enkele oneliners. Pas dán vindt een weging van argumenten plaats en wordt de kiezer geholpen bij zijn keuze.
Presentatoren naar de achtergrond
Zo’n aanpak geeft presentatoren een minder prominente rol – en dat is prima. Verkiezingsdebatten worden meestal geleid door ervaren interviewers die gewend zijn hun gesprekspartner het vuur aan de schenen te leggen. Maar in een debat is dat nu juist de taak van de andere deelnemers. Wanneer je alle politieke kopstukken bij elkaar hebt gebracht, wil je ze vooral op elkaar laten reageren – op de door journalisten bedachte vragen reageren ze al het hele jaar door. Schrap dus de interviews en die verplichte blokjes met zogenaamd ludieke vragen!
Vergelijk het eens met een voetbalwedstrijd. Daar schept een kundige scheidsrechter weliswaar de voorwaarden voor een goede en sportieve wedstrijd, maar blijft hij zelf zoveel mogelijk op de achtergrond. Bij Nederlandse verkiezingsdebatten daarentegen plaatsen presentatoren zich continu op de voorgrond: ze willen bij elk memorabel moment betrokken zijn. Het gevolg? Hier is vaak een presentator betrokken bij bekende debatfragmenten (Jan-Peter Balkenende tegen Mariëlle Tweebeeke: “Wat kijkt u lief!”). In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk zijn bekende debatfragmenten juist memorabel vanwege de debaters.
Hoe organiseren andere landen verkiezingsdebatten?
In de Verenigde Staten wordt bij presidentsverkiezingen een serie debatten georganiseerd. De kandidaten hebben vaste spreektijden en mogen elkaar niet interrumperen. Een debatleider werpt vragen op en bewaakt de orde. Campagneteams proberen daarbij toevalligheden uit te sluiten. Sinds Richard Nixon in 1960 mede dankzij zijn bezwete voorhoofd een debat verloor tegen John F. Kennedy, wordt zelfs de temperatuur in de ruimte van het debat van tevoren vastgelegd.
Een onafhankelijke stichting, de Commission on Presidential Debates, waarborgt dat de debatten eerlijk verlopen en “de best mogelijke informatie” bieden aan kijkers en luisteraars. Deze stichting adviseert tegenwoordig ook opkomende democratieën en andere geïnteresseerde landen bij de organisatie van verkiezingsdebatten.
In Groot-Brittannië werden vorig jaar voor het eerst in de geschiedenis verkiezingsdebatten georganiseerd tussen leiders van de grote partijen. Daarbij werd gekozen voor het Amerikaanse format. En waar debatten in het Lagerhuis vooral tijdens het populaire vragenuurtje vaak beladen zijn met emotie en (holle) retoriek, werden de verkiezingsdebatten geprezen om hun diepgang.
Amerikaanse adviseurs hielpen Italië in 2006 bij het organiseren van verkiezingsdebatten. Ze waren geschokt een debat te zien waarin Silvio Berlusconi zijn tegenstrever Romano Prodi uitmaakte voor “dummy”, “arme jongen” en “nuttige idioot”. Andersom noemde Prodi zijn tegenstander een “dronkenlap”. De Italianen waren echter blij verrast. Dit was het meest inhoudelijke debat dat ze ooit op televisie hadden gezien.
Geen supporters
Ten slotte zou het beter zijn als omroepen niet langer supporters toelaten. Bij beide televisiedebatten hadden deze een negatief effect op het debat. Ze waren uitgedost als voetbalsupporters en werden gestimuleerd om hun politicus naar de overwinning te schreeuwen. Het gevolg was dat de politici elkaar vooral vliegen afvingen. Zo stelde Loek Hermans over immigratie dat de SP ‘iedereen toelaat’ – een punt dat niet alleen onwaar was maar bovendien afleidde van de kern van zijn betoog. De VVD’ers in de zaal vonden het echter fantastisch, en dat kun je ze lastig kwalijk nemen. De eigen achterban waardeert een clichématige oneliner, een simpele platitude of goedkope aanval immers meer dan complexe, lastige en soms impopulaire nuance. Politici werden gestimuleerd om voor het eenvoudige applaus te gaan en te preken voor eigen parochie, daar waar zij juist geprikkeld moeten worden om zich te richten tot de vele zwevende en twijfelende kiezers die hun keuze nog niet gemaakt hebben.
Laat organisatoren eens moeite doen om een publiek uit te nodigen dat representatief is voor de doelgroep van het debat. En zorg ervoor dat dit publiek geen grote rol krijgt tijdens de uitzending. Bij Nederlandse televisiedebatten kan vrijwel elke uitspraak rekenen op luid applaus, gejuich of juist boegeroep van het publiek. Niet alleen haalt dat het tempo uit het debat – het is bovendien oneerlijk. Het gedrag van de supporters kan de kijker meer beïnvloeden dan wat er daadwerkelijk door de deelnemers aan het debat wordt gezegd. Sommige campagneteams realiseren zich dat: ze selecteren bewust hun meest uitbundige achterban en benoemen zelfs een aanvoerder die de achterban continu opzweept. Mooie televisie wellicht, maar met een eerlijk verkiezingsdebat heeft het niets te maken.
Waarom verkiezingsdebatten
Verkiezingsdebatten zijn een ideaal middel om vraagstukken te verkennen die de kiezer belangrijk vindt. Daar waar kijkers en luisteraars meestal maar één kant van het verhaal te horen krijgen, bieden debatten een prachtige gelegenheid om posities van meerdere partijen goed te vergelijken. Politici krijgen minder ruimte om hun tegenstanders een onjuist standpunt in de schoenen te schuiven aangezien die tegenstanders dat beeld direct kunnen aanvechten en rechtzetten.
Maar dan moeten politici wel de kans krijgen een goed inhoudelijk debat te voeren waar ze de verschillen tussen hun partijen duidelijk kunnen maken. Alleen dán wordt de kracht van het debat volledig benut en wordt de kiezer écht aan het denken gezet.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!