Foei, u richt zich tot de kiezer!
De Algemene Politieke Beschouwingen vormen een vermakelijk schouwspel, al zijn het verloop en de uitkomst doorgaans even voorspelbaar als bij een willekeurig showproces. Ook dit jaar waren het vooral de partijen op de flanken – de PVV en SP – die opvielen. Is het eenvoudiger scoren vanaf de vleugels, of richten de middenpartijen zich op het verkeerde doel? Was het wel mogelijk voor ze om met een genuanceerd standpunt het grote publiek voor zich te winnen?
Wat is het doel?
Eén cruciale vraag ligt ten grondslag aan elke analyse van de Algemene Beschouwingen: wat is nu eigenlijk het doel van dit debat? Om te beginnen proberen de Kamerleden de kabinetsplannen direct en concreet te beïnvloeden. Dat kan op twee manieren: door te proberen een toezegging van het kabinet los te peuteren of door het kabinet te dwingen met een meerderheidsuitspraak van de Kamer. Hierin blinken de coalitiepartijen uit, al was het alleen maar omdat zij als ze gezamenlijk optrekken altijd een Kamermeerderheid hebben.
Een tweede doel van het debat — gegeven de min of meer vaststaande uitkomst van het onderhandelingsproces — zit hem in het overtuigen van (zwevende) kiezers.
Door de kijker thuis voor zich te winnen, proberen de fractievoorzitters uiteindelijk hun aanhang te vergroten en zo een indirect resultaat te behalen. Het hoeft geen verbazing te wekken dat het vooral oppositiepartijen zijn die voor deze strategie kiezen.
Toch lijkt het merkwaardig genoeg not done om je als Kamerlid al te nadrukkelijk tot de kiezer te richten. Politici die dit toch doen – Wiegel, Marijnissen, Fortuyn, Wilders – roepen veel weerstand op in Den Haag. Hen wordt verweten dat ze polariseren of, erger nog, appelleren aan ‘onderbuikgevoelens’.
De facto komt dit verwijt er echter op neer dat dergelijke ‘populisten’ het onderhandelingsproces en de consensus verstoren die zo kenmerkend zijn voor onze democratie en voor de politieke mores van ons land.
Interruptie van Alexander Pechtold (D66) op het pleidooi van Arie Slob (ChristenUnie): „U zegt van alles, maar wat belooft u en wat zegt u tegen de kiezer?”
Het vermanende antwoord van Slob: „Dat is een inkijkje in de wijze waarop u hier het debat voert, mijnheer Pechtold. U spreekt niet tegen het kabinet, u spreekt tegen de kiezers.” (Foei!)
Slob zal ongetwijfeld met meer instemming hebben geluisterd naar de bijdragen van Pieter van Geel (CDA) en Mariëtte Hamer (PvdA).
Jargon en ontoegankelijke bronnen
Zijn coalitiegenoten richtten zich zoals gebruikelijk erg op het interne onderhandelingsproces, en kozen daarmee intuïtief voor de daarbij behorende spreekstijl. Van Geel en Hamer etaleerden volop hun voorliefde voor jargon („inzet van FES-gelden”, zonder uitleg) en verwezen naar voor de kijker ontoegankelijke bronnen (“Ik heb de tabel hier bij mij: het is pagina 82, tabel 4.4”).
Een inhoudelijke vraag („Welke stappen worden gezet zodat men die vergunningen kan verkrijgen?”) werd steevast beloond met een procedureel antwoord („Particulieren moeten aanvragen voor vergunningen indienen en die moeten beoordeeld worden”).
Geert Wilders (PVV), Agnes Kant (SP) en Mark Rutte (VVD) richtten zich meer op de kiezer, en kozen daarbij voor een fundamenteel andere stijl van spreken. Ze spraken beeldend („dus u vindt dat die Rotterdamse spion vandaag gewoon met zijn broodtrommeltje mag gaan werken op Rotterdam Airport?”) en gebruikten oneliners („Wouter, waar is ons geld gebleven?”).
Was het nu echt zo simpel en voorspelbaar? Nee. Ook Hamer en Van Geel richtten zich regelmatig direct tot de kiezer. Helaas waren dat precies de momenten waarop ze de plank volstrekt missloegen.
Omslagpunten
Zo interrumpeerden zij Agnes Kant over haar voorstel de ziektekostenpremies inkomensafhankelijk te maken. Hun doel? Electoraal gewin natuurlijk. Ze wilden geen moment daadwerkelijk onderhandelen met Kant, maar in plaats daarvan kiezers uit de middenklasse bang maken voor de SP. Van Geel informeerde naar het „omslagpunt tussen de mensen die er in het voorstel op vooruitgaan en erop achteruitgaan”.
Binnen korte tijd ontstond een verwarrende discussie over omslagpunten. Hamer maakte het zo mogelijk nog verwarrender door te stellen dat iemand die veel verdient „misschien wel 80.000 euro” premie moet betalen.
Wat ging hier mis?
Verkeerde spreekstijl
Het is om te beginnen al niet aan te bevelen om je in een publiek debat te bedienen van allerlei ingewikkelde termen, zelfs niet als je belangrijkste doelgroep die woorden wèl begrijpt. Maar het is ronduit onbegrijpelijk dat politici zich met een dergelijke spreekstijl tot de kiezer richten. En dat is precies wat de fractievoorzitters van het CDA en de PvdA regelmatig deden tijdens de Algemene Beschouwingen, met name tijdens de interrupties – wanneer voorgekookte oneliners plaatsmaakten voor improvisatie.
Het verklaart bovendien waarom de ijverige Femke Halsema (GroenLinks) zo matig uit de verf kwam, met name op de eerste dag.
Toen Rutte zijn tegenbegroting presenteerde, viel Halsema hem aan op zijn voorgestelde bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking. Maar waarom eigenlijk? Vast niet om een compromis met hem te sluiten. Waarom dan wel? Om kiezers te winnen. Maar het laatste wat je in zo’n geval zou moeten doen, is het bezigen van jargon dat voor het gros van de kiezers volstrekt onbegrijpelijk is. Halsema stelde echter tot driemaal toe een vraag over „OS-geld”. Wie zegt dat wat? Haar collega-Kamerleden, ja, maar de kiezer? Toegegeven, misschien denkt ze er wel helemaal niet over na bij welke spreker en op welk terrein electoraal gewin te behalen valt, maar reageert ze simpelweg op alles waarmee ze het niet eens is. Ze wekt zeker die indruk, evenals de al even ijverige Pechtold. Maar kiezers zal ze zo niet overtuigen.
Een duidelijke boodschap
Hoe dan wel? Als partijen met een genuanceerde boodschap het grote publiek voor zich willen winnen, moeten ze om te beginnen direct tot de kiezer spreken. Daarbij moeten ze een duidelijke boodschap brengen, die ze op een aantrekkelijke manier laten presenteren door een voor de doelgroep geloofwaardige spreker.
Duidelijkheid is vooral een kwestie van helder formuleren. Dat hoeft absoluut niet ten koste te gaan van de nuance of de complexiteit van het standpunt; het kost hooguit wat meer moeite om de juiste bewoordingen te vinden.
Marijnissen (SP) en Fortuyn (LPF) lieten zich graag inspireren door politici in het buitenland. Net zoals Wilders nu. Zijn beeld van ‘twee Nederlanden’ leek rechtstreeks gekopieerd van het verkiezingsthema waarmee John Edwards in 2004 furore maakte: „One America does the work, while another America reaps the reward.” Je hoeft niet inhoudelijk zo ongenuanceerd te zijn als Wilders, om toch effectief grote groepen direct aan te spreken. Met name Hamer en Van Geel zouden er goed aan doen minder naar elkaar te kijken, en in plaats daarvan te bestuderen hoe politici als Bill Clinton en Tony Blair erin slaagden een middenstandpunt ‘sexy’ te maken.
Strijden om de kiezer
De werkelijke onderhandelingen gebeuren toch wel in de achterkamertjes. Laten we het publieke podium dan gebruiken waarvoor het bedoeld is: voor het publieke debat. Met als inzet: zetels. Niet langer bedelen bij het kabinet, maar strijden om de gunst van de kiezer. Niet eens in de vier jaar, maar permanent. Dan zou het jaarlijkse showproces nog weleens tot verrassende vonnissen kunnen leiden.
Trackbacks & Pingbacks
[…] Lees de volledige analyse: “Foei, u richt zich tot de kiezer!” […]
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!